Haken is niet alleen trendy, maar ook ontzettend plezierig! Maar hoe kun je nu eigenlijk die prachtige creaties haken? Speciaal voor jou hebben we hier de meest gebruikte haaktechnieken uitgelegd, zowel in tekst, tekeningen als handige video tutorials. Zo kun je op een (betere) manier leren haken!
Als je liever meteen aan de slag wilt met het haken van leuke patronen om op die manier te leren, bezoek dan de verschillende categorieën. Waar vind je benodigdheden? Ga direct naar de populaire hobby-webshop Hobbyou.nl om haakpatronen of haakpakketten aan te schaffen.
l = losse(n), v = vaste(n), hv = halve vaste(n),
hst = halfstokje, st = stokje, dst = dubbel stokje, ddst = driedubbel stokje,
sh = samen haken, mr = magische ring, vlg = volgende, mind = minderen, mrd = meerderen,
GK = goede kant, VK = verkeerde kant, T1 = toer 1, enz.
De losse(n) is de basis voor elk haakwerk. Deze steek wordt ook wel de kettingsteek genoemd, omdat je een lange ‘ketting’ krijgt als je er veel achter elkaar maakt. Zo haak je het:
Tip! Wanneer je in een losse een vaste (of een andere steek) moet haken, kan je het beter aan de achterkant van de losse onder één lusje doorsteken. Probeer vervolgens om het aan de voorkant door twee lussen te steken.
Tip! Haak aan het einde van je ketting één extra losse. Deze noem je de keerlosse, die moet je altijd maken om een nieuwe rij te beginnen. Deze losse hoort dus bij de nieuwe rij en niet bij de begin ketting.
Vasten zorgen voor een dicht haakwerk en zijn naast lossen één van de meest gebruikte haaksteken. Zo haak je ze:
Om vasten samen te haken, hebben we een handig apart artikel geschreven dat het helemaal voor je uitlegt – klik hier om deze haaktechniek te leren!
Gebruik deze steek om nieuw garen aan te hechten, een toer te sluiten of je haakwerk ‘onzichtbaar’ naar een nieuwe positie toe te werken.
De meeste haakpatronen gebruiken toeren om te laten zien wanneer je een rij/stukje van je haakwerk af hebt. Zo kun je het haakwerk even neerleggen zonder door de war te raken! Een toer is een reeks lossen of vasten achter elkaar. Vaak staat aangegeven per toer op hoeveel vasten of lossen je hoort uit te komen of mee moet beginnen. Een toer kan zowel gemaakt worden door te keren als door in spiralen te haken. Het laatste geeft een mooier afgewerkt resultaat, maar kan niet bij lapjes.
Tip! Als er een bepaald aantal vasten voor meer dan één toer gehaakt moet worden, bijvoorbeeld T4 t/m 8:18 v, dan kunnen die ook opgeteld worden (90 v) als er spiraalgewijs gehaakt wordt.
De magische ring wordt ook wel de verstelbare ring genoemd, omdat je de ring kunt verstellen door aan het korte draadje te trekken. Hierdoor kun je zelf kan bepalen hoe groot of klein het gat blijft. De magische ring is een ideaal begin om rond te haken zonder dat je een sluitnaad overhoudt. Zo wordt de magische ring gehaakt:
Een stokje gebruik je om je haakwerk steviger te maken. Haak aan het begin van een toer drie lossen om een eerste stokje erin te zetten. Dit vergemakkelijkt het keren en worden keerlossen genoemd. Bij een keerhalfstokje haak je twee lossen.
Half stokje (hst):
Stokje (st):
Dubbel stokje (dst):
Meerderen betekent dat er meer steken in een toer komen. Dit bereik je door in één steek twee steken te haken, soms in elke steek, maar vaker met enkele steken ertussen. Een voorbeeld:
Minderen betekent dat er minder steken in de toer komen. Dit bereik je door een steek over te slaan of twee steken samen te haken (zie hiernaast). Bij het samenhaken haak je soms meerdere steken achter elkaar samen, maar vaker zal dit om de zoveel vasten zijn. Een klein voorbeeld:
1. Steek de haaknaald in de lus waar je wilt gaan minderen en in de lus van de volgende steek.
2. Maak een omslag en haal de draad door de eerste twee lussen.
3. Je hebt nu twee lussen op de haaknaald.
4. Maak weer een omslag en haal de draad door de twee lussen.
Er zijn twee manieren om van kleur te wisselen in een vaste steek: met een vaste (spiraalhaken) of met een halve vaste (heen-en-weerhaken).
Met een vaste:
Steek je haaknaald met kleur 1 door de vaste en haal de draad door. Er staan nu twee lussen op je haaknaald. Kies kleur 2 en maak een lusje met deze kleur. Haal dit lusje vervolgens door de vaste heen. Maak een omslag met kleur 2 en haal die door de twee lussen op je haaknaald.
Met een halve vaste:
Steek je haaknaald met kleur 1 door de vaste en haal de draad door. Kies kleur 2 en maak een lusje met deze kleur. Haal dit lusje vervolgens door allebei de lussen op je haaknaald.
Kleur 1 zit nog vast aan je haakwerk, knip die met wat lengte af en trek het in je haakwerk. Je kan er eventueel een knoopje in maken, zodat hij niet los kan raken. Er hangt waarschijnlijk ook nog een draadje van kleur 2. Doe hiermee hetzelfde.
Voor meer uitleg over verschillende haaktechnieken kun je een abonnement op Aan de Haak nemen: In deze tijdschrift worden regelmatig nieuwe technieken uitgelicht bij de patronen waar dat nodig is. Wij bieden ook techniekenspecials aan. Kijk ook in onze webshop op Hobbyou.nl!